De ervaring van Eva Vos, tijdens de Zielencarwash en het verdiepingsjaartraject, haar evolutie in hoe ze zich voelt bij haar familie beschrijft ze in de sfeer van de oranje laag:
Ik ben enig kind en heb niet echt een warme band met mijn ouders. Op hun eigen ‘praktische’ manier zien ze mij graag -ze vangen de kleinkinderen op, helpen mij uit de nood waar en wanneer ze kunnen- maar ik kan niet bij hen terecht als ik met iets zit of raad nodig heb. Ze stonden niet vooraan in de rij toen de sociale vaardigheden werden uitgedeeld, zeg maar : zowel actief luisteren als empathisch reageren is hen vreemd. Maar wat een emotionele binding tussen ons nog meer in de weg staat, is dat we in twee heel verschillende werelden lijken te leven. We hebben totaal andere waarden over het leven, het gezin, opvoeding, geluk…
Zelfs als kind vroeg ik me af of ik niet geadopteerd was. Hoe jong ik ook was -k moet een jaar of 10 geweest zijn- voelde ik me vaak onbegrepen en dus eenzaam. De enkele keren dat ik mijn dromen en verwachtingen uitsprak, werd mijn enthousiasme in de kiem gesmoord, waardoor ik al snel gestopt ben met zo’n dingen met hen te delen. Ze bedoelden het niet slecht. Ze zijn gewoon ‘anders’.
Dit voorbeeld geeft volgens mij perfect weer hoe emotioneel eenzaam ik me in mijn jeugd voelde. Ik zat in het zesde leerjaar op een katholieke meisjesschool. Ik was een heel slimme, flinke en brave leerling. De droom van elke leerkracht en ouder J. Tijdens de catecheselessen die ons voorbereidden op ons vormsel werden we in groepjes gedeeld met jongens van de naburige school. Ik had tot dan toe amper jongens van dichtbij gezien en vond dat allemaal wel spannend. De opspelende hormonen -typisch voor die leeftijd- deden hun werk : ik werd verliefd… Billie heette hij en hij had blonde krullen. Zucht… Heel onschuldig allemaal, want ik denk niet dat ik ooit een woord tegen hem heb durven zeggen. Maar telkens ik hem zag voelde ik de vlinders hevig fladderen in mijn buik. Fantastisch vond ik het! In mijn enthousiasme wilde ik die eerste prille verliefde gevoelens delen met mijn ouders en zei ’s avonds vlak voor de slaapwelkus : ‘mama, ik denk dat ik verliefd ben’. Het was meteen duidelijk dat er geen gedeeld geluksmoment zou volgen : mijn moeder trok een verkrampt gezicht, wist totaal niet wat haar overkwam of hoe ze moest reageren, snelde de kamer uit en riep advies in van mijn vader. Hij kwam naar me toe en zei vriendelijk maar kordaat : ‘wij vinden dat je je op je school moet concentreren’. BAM… Weg vlinders en heerlijke verliefde gevoel… Meteen ervaarde ik ook wat liefdesverdriet was : verdriet om een verliefdheid die er blijkbaar niet mocht zijn. Nooit heb ik nog verteld aan mijn ouders dat ik verliefd was, nooit heb ik nog andere diepe gevoelens, twijfels, dromen of wat dan ook met hen gedeeld… De angst om onbegrepen en afgewezen te worden was te groot.
Ik denk niet dat het persé een gevolg was van hun afwijzing van mijn prille verliefdheid, maar ik heb echt wel stevig gepuberd. Ik denk niet dat ik wraak wilde nemen ofzo, maar feit is dat ik meteen na de overgang van de lagere school naar het middelbaar een totale metamorfose doormaakte. Van die brave, flinke, seutige primus veranderde ik op enkele maanden tijd in een wannabe coole, rokende, drinkende, achter jongens zittende, pseudo vamp. Mijn ouders, die over mijn -nu ik erop terugkijk- echt wel beschamende uiterlijk en gedrag nooit enig gesprek zijn aangegaan, -enkel vanop afstand hun weerzin, frustratie en op een zeldzaam onbewaakt moment hun boosheid lieten blijken- zagen het met lede ogen aan. En hoe groter de afstand en het onbegrip tussen hen en mij werd, hoe meer ik me in de armen stortte van jongens die vaker niet dan wel goeie intenties hadden.
Ik wilde graag gezien worden, erkend worden, mijn onzekerheden, vreugdes en verdrietjes kunnen delen met iemand. Maar in heel mijn jeugd ben ik niet zo iemand tegen gekomen. Als er al eens ‘een goeie gast’ mijn pad kruiste, vond ik hem niet spannend genoeg, of klampte ik me zo aan hem vast dat hij binnen de kortste keren het hazepad koos en ik alweer verweesd en eenzaam achter bleef… Gelukkig had ik wel goeie vriendinnen en heeft dat het gemis van een warme thuis wel wat opgevangen. Maar helemaal compenseren doet dat toch niet. Het feit dat ik ook geen broers of zussen had die in dezelfde emotioneel eenzame thuissituatie zijn opgegroeid, die weten wat je meemaakt en met wie je erover kan ventileren, maakt dat ik lang heb gedacht dat het ‘normaal’ was om je binnen een gezin zo alleen en onbegrepen te voelen. Ik zat niet goed in mijn vel maar maskeerde dat door me zelfzeker en schijnbaar volwassen voor te doen. Ik voelde me leeg en ongelukkig, maar dacht dat dat ‘normaal’ was.
Op mijn 18e ben ik letterlijk het huis uit gevlucht. Thuis voelde niet als ‘thuis’, dus toen ik op kot ging werd dat mijn thuis voor de komende vier jaar. Na mijn studies zijn mijn vriend en ik meteen gaan samenwonen. Ik heb geluk gehad : hoewel ik emotioneel heel labiel en kwetsbaar was, ben ik op het juiste moment op de juiste man gevallen. Eentje die het wel goed met mij voorhad en die in de eenentwintig jaar dat we intussen samen zijn heel wat emotionele dieptepunten van en met mij heeft doorstaan.
De eerste jaren vielen nog mee : we waren verliefd, bouwen aan ons professionele en privéleven en deden waar we zin in hadden. Emotioneel was ik niet echt standvastig, maar dat stak ik op mijn onstuimige karakter en woelige liefdesleven tot dan toe. De link naar mijn emotioneel troebele band met mijn ouders legde ik toen niet.
Pas toen ik zelf kinderen kreeg, en een ongelofelijke drang ervaarde om voor hen te zorgen, hen graag te zien, hen te begeleiden op de hobbelige weg die het leven is, sloeg het gemis van een warme ouderrelatie helemaal in mijn gezicht terug. IK WAS ZO KWAAD!!!! HOE HADDEN ZE MIJ DAT KUNNEN AANDOEN??? Hoe hadden ze mij op emotioneel vlak zo aan mijn lot kunnen overlaten? Al wat voor hen telde waren mijn schoolresultaten, niets anders leek hen ooit geïnteresseerd te hebben. Nooit hadden ze mij als persoon erkend, als mens van vlees en bloed met eigen interesses, dromen, behoeften. Voor geen enkele babbel was ooit ruimte geweest, behalve over school. Het drong tot me door dat ik mezelf had opgevoed en groot gekregen in plaats van dat zij die taak ter harte hadden genomen. Ik werd echt misselijk van dat besef… In de lagere school was ik hun pronkstuk : altijd de beste van de klas en met als enige hobby huiswerk maken. Maar in het middelbaar verruimde mijn blik, vond ik school plots een pak minder aantrekkelijk en wisten ze met mij geen blijf meer. Ze lieten mij maar wat begaan en hoopten dat het goed kwam. Dat ik uiteindelijk -‘met al mijn capaciteiten’- ‘gelukkig’ toch een universitair diploma behaalde (iets waar zij nooit de kans toe hadden gekregen) en snel carrière maakte in ‘de privé’, maakte dat er kortstondig iets wat leek op ‘een’ band ontstond. Ze waren immers opgelucht : ik had hun verwachtingen ingelost en was ‘toch nog goed terecht gekomen’. Kortstondig zei ik al, want al snel werd ik doodongelukkig van mijn hoog aangeschreven functie in ‘de privé’ en besloot ik het roer om te gooien en mijn kinderdroom waar te maken : ik ging lesgeven. Dat ik daardoor in plaats van ‘manager’ ‘maar’ leerkracht was, voelde aan alsof ik mijn ouders enorm ontgoochelde. De kloof tussen ons was weer groter dan ooit.
Dat ik, als enig kind van ouders -die mij groot krijgen al een hele opgave en kostelijke aangelegenheid vonden- op 4 jaar tijd drie kinderen kreeg (bewust, geen ongeluk, zoals ze altijd hadden beweerd dat ik geweest was…), konden ze ook al niet begrijpen. Ik wel : alle liefde die ik gemist had in mijn jeugd wilde ik compenseren door zelf een groot een warm nest te creëren. Niet de beste motivatie om kinderen op de wereld te zetten misschien, maar gelukkig heb ik er tot op de dag van vandaag geen spijt van. Kinderen opvoeden is inderdaad vermoeiend, zwaar én kostelijk (toch iets waarover mijn ouders en ik het eens zijn J), maar het ‘warme nest’-gevoel waar ik zo naar verlangde heb ik er helemaal voor in de plaats gekregen en maakt die investering meer dan waard.
De moederrol opnemen was voor mij nochtans alles behalve ‘a walk in the park’. Doordat alle gevoelens van boosheid en frustratie over mijn eigen kindertijd en jeugd ineens in al zijn hevigheid naar boven kwamen, wilde ik natuurlijk het tegenovergestelde zijn dan dat mijn ouders voor mij geweest waren : een op een emotionele manier liefhebbende, open, toegankelijke, begripvolle mama. Niets mis mee natuurlijk, ware het niet dat ik hier een extreme en perfectionistische kijk op had. Ik wilde de perfecte vers kokende, verhaaltjes vertellende, cupcake bakkende, niet onterecht boze, met plasticine spelende moeder zijn, maar met drie kleine kinderen in huis, een veeleisende job en een zeer beperkte mentale weerbaarheid, liep ik al snel tegen mijn grenzen aan. Ik was moe, doodmoe. Die levensfase is sowieso al uitputtend, maar de hevige boosheid die ik dagdagelijks in elke vezel van mijn lijf voelde tegenover mijn ouders, zoog mij helemaal leeg. Hoewel ik mijn kinderen een leuk contact met hun grootouders wilde gunnen (iets wat ik ook al niet gekend had, want mijn eigen grootouders woonden ver en zijn ook nog voor ik zes werd gestorven), kon ik mijn ouders amper in mijn buurt en vooral ook in de buurt van mijn kinderen verdragen.
Ook al deden ze, op hun eigen onhandige, emotioneel arme en vooral praktisch ingestelde manier, hun best. Therapie die ik later volgde, deed me inzien dat zij mijn kinderen (en mij vroeger) niet met knuffels en lieve woordjes tonen dat ze hen graag zien, maar wel door beschikbaar te zijn, hen te verwennen met snoep en geld en door alles toe te laten en te hopen dat huilbuien en conflicten in stilzwijgendheid zullen overwaaien. Maar dat inzien heeft me vele jaren en veel geld gekost. Toen zag ik dat natuurlijk niet. Ik zag alleen hun gebreken, onkunde en in mijn ogen totaal ‘foute’ pedagogische aanpak en was voortdurend boos op hen en geobsedeerd door vooral zelf niet zo’n mama te zijn.
Ik probeerde mijn kinderen liefdevol op te voeden, maar met regels en limieten qua betreft snoepen en gedrag. Samen met mijn ouders én kinderen in één ruimte zijn was quasi onmogelijk, want het leidde steeds tot onbegrip en verwijten langs beide kanten. Zo kreeg ik van mijn vader een keer te horen dat ik er ‘Spartaanse opvoedingsprincipes’ op nahield. Dat om nog maar eens te zeggen dat het contrast tussen ons niet groter kan zijn… Ik voelde me met elke confrontatie meer een meer een kind van twee aliens. Hoe was het mogelijk dat die twee rare wezens mijn ouders zijn? Ik wilde niet dat ze mijn kinderen zouden ‘verpesten’ zoals ze ook mij ‘verpest’ hadden, maar gunde mijn kinderen hun grootouders. Ik werd constant verscheurd tussen mijn obsessie om zelf de perfecte liefhebbende moeder te zijn en een gevoel dat toch wel sterk aanleunt bij haat tegenover mijn eigen ouders…
Na vijf jaar (de jongste was toen nog geen twee) ben ik totaal gecrasht. Ik hield het niet langer vol om perfect te zijn en was ervan overtuigd dat de kinderen dan beter af waren zonder mij. Beter geen moeder dan een niet-perfecte moeder. Ik kon niet meer… Alleen het besef dat ik, als ik zelfmoord zou plegen, mijn kinderen emotioneel zou tekenen (en dat maakte mij dan weer even ‘slecht’ als mijn eigen ouders, die mij emotioneel getraumatiseerd hadden), heeft ervoor gezorgd dat ik bleef zoeken naar een andere uitweg. Maar hoe moest ik in godsnaam ooit uit deze emotionele puinhoop zien te geraken? Ik wist het niet. En eigenlijk had op dat moment niemand door wat er echt in mij speelde. Iedereen dacht dat ik ‘gewoon’ oververmoeid was. Ah ja, met drie kleine kinderen en een drukke job; je zou voor minder ‘gewoon moe’ zijn… Maar na een half jaar thuis zitten, voelde ik me nog steeds niet uitgerust. Integendeel : overdag sliep ik, tussen 4 en 8 ‘speelde’ ik ‘happy mama’ zodat de kinderen niet teveel merkten van mijn totale ontreddering en ’s avonds keek ik wat tv met mijn immer geduldige en begripvolle echtgenoot. Maar ik zag geen oplossing : hoe kon ik ooit nog genieten van het moederschap en mijn leven tot court? Na een half jaar had ik nog steeds geen enkel inzicht in mijn hopeloze situatie. Ik was een emotioneel wrak. Ik leefde niet, ik overleefde. Ik had hulp nodig.
De juiste hulp vinden heeft nog wel wat voeten in de aarde gehad, maar uiteindelijk kwam er licht aan het einde van de tunnel. Ik kwam via enkele tussenstappen terecht bij de psycholoog die écht mijn leven gered heeft. Tot op vandaag heeft ze een heel trouwe klant aan mij. Zij deed me eerst inzien en vervolgens aanvaarden dat mama’s ook maar mensen zijn en dus ook als ze niet perfect zijn, ze een warme band met hun kinderen kunnen hebben. Ik heb de angst dat mijn kinderen mij niet graag zullen zien als ik niet perfect ben, beetje bij beetje kunnen loslaten. Nu klinkt het simpel, maar zover geraken voelde als de beklimming van de Mount Everest : ik hou van mijn kinderen en mijn moederrol, maar ik heb geleerd om mezelf te mogen zijn, met mijn goede en minder goede dagen en met ruimte voor mijn eigen behoeften en verwachtingen. Ik ben geen perfecte mama. Ik ben mezelf.
Intussen zijn we 7 jaar na mijn crash en ik kan -tot mijn eigen grote verbazing- zeggen dat de relatie met mijn ouders ‘ok’ is. Maar dat is nog maar sinds kort het geval. Om zover te geraken zijn er verschillende fases gepasseerd, waarin ik -onder psychologische begeleiding- verschillende manier uitprobeerde om met hen en ons gezamenlijk verleden om te gaan. Op zoek naar wat in het heden en de toekomst voor mij, voor mijn kinderen en voor hen de best leefbare relatie is. Aanvankelijk was ik ervan overtuigd dat een positieve relatie niet mogelijk was. Ik was al blij dat ik met hen in één ruimte kon zijn zonder dat dit mij emotioneel té zwaar uit evenwicht bracht en stresserend was voor iedereen en dus ook voor mijn kinderen.
7 jaar waarin een boze, verdrietige en apathische fase mekaar opvolgden.
Ik heb leren aanvaarden dat mijn ouders zijn wie ze zijn. Ik ben lang té boos geweest om te willen inzien dat ze eigenlijk geen slechte mensen zijn. Ze zijn zelf het kind van hun generatie, van hun eigen opvoeding en leefomstandigheden en hebben nooit iets slechts met mij bedoeld. We hebben gewoon ‘pech’ dat we op emotioneel vlak, maar ook op tal van andere vlakken zó verschillend zijn, dat we elkaar niet goed begrijpen. Dat inzicht heeft mijn boosheid stilaan doen milderen, maar maakte daarna plaats voor een groot verdriet.
Verdriet omdat de pogingen die ik ondernam om met mijn ouders te praten over mijn frustraties op niets of op een sisser uitdraaiden. Mijn ouders zijn geen praters, laat staan dat ze het over emoties kunnen of willen hebben. Elke keer wanneer ik dus over één van mijn trauma’s uit het verleden begon, leidde dat binnen de kortste keren tot wederzijdse verwijten, gevolgd door een abrupt vertrek en daarna een stilzwijgen dat ‘het conflict’ ooit had plaats gevonden. Ik moest het loslaten en ‘ermee leren leven’. Daardoor moest ik afscheid nemen van het ideaalbeeld van een warme liefdevolle band met mijn ouders, zoals ik die graag had willen hebben. Dat zat er gewoonweg niet in. Toen ben ik echt door een rouwperiode gegaan, alsof ik moest afscheid nemen van mijn ouders hoewel ze nog in leven waren. Heel verwarrend allemaal…
Uit zelfbescherming ben ik toen door een apathische fase gegaan : alles wat ik de voorbije jaren voor mijn ouders gevoeld had, was bijzonder zwaar en pijnlijk geweest, dus om die gevoelens te vermijden ging ik hen zoveel mogelijk uit de weg. Mijn kinderen waren intussen wat groter en konden er alleen langs gaan. Ik zorgde ervoor dat ik mijn ouders zo min mogelijk hoefde te zien, zodat ik ook niet boos of verdrietig kon worden door de herinnering aan mijn eigen jeugd of door te moeten aanschouwen hoe ze met mijn kinderen omgaan. De kortstondige keren dat er wel contact was, hield ik elk gesprek zo oppervlakkig mogelijk. Ik hield mijn –uiteraard sterk afwijkende- mening over gelijk welk onderwerp voor mezelf, zodat er zeker geen conflicten konden ontstaan. Ik hield mezelf voor dat dit het beste was voor iedereen. Zo werd ik in hun bijzijn eigenlijk zoals zij : koud en emotieloos. Maar ik ben zo niet, dus daar werd ik ook niet gelukkiger van…
Dus ging ik recent -alweer- met mezelf aan de slag. Nog maar eens besefte ik dat al die jaren van boosheid, frustratie en verdriet er stevig op hadden ingehakt : ik kon mijn ouders niet horen of zien zonder dat meteen al die negatieve gevoelens in mij opkwamen, waardoor ik altijd op voorhand al heel geïrriteerd rondliep. Maar als ik eerlijk was, moest ik toegeven dat, op de momenten dat we dan samen waren, het soms ‘best ok’ kon zijn. Na jaren van verwijten aan hun adres, besefte ik, dat als ik van de tijd die ons nog samen rest nog het beste wou maken, ik op deze manier niet verder zou komen. Ik besefte dat ik ook iets aan mijn eigen houding moest doen.
Mijn ouders zijn geen slechte mensen. Ze hebben mij nooit doelbewust willen kwetsen. Op hun eigen onhandige, emotioneel-arme, louter praktisch ingestelde manier doen ze alles voor mij en mijn kinderen. Het is niet de manier van liefde geven die ik verkies, maar het is de enige manier die zij kennen en kunnen geven. Hierover praten heeft geen zin, hen tot enig inzicht hierover brengen lukt niet; het is nu zo… Maar ze bedoelen het goed. Dat inzicht bracht rust en zorgt ervoor dat ik me nu toch wat milder kan opstellen naar hen toe. Ik probeer alles wat geweest is los te laten en min of meer onbevangen af te wachten wat het contact nu, op het moment dat we elkaar zijn, geeft. Een hele uitdaging. Maar het werkt. En ik moet toegeven dat, als we elkaar vandaag zien, dat vaak echt wel meevalt. Zolang er geen grootse opvoedingsthema’s aan bod komen lukt het me best om niet persé mijn mening te willen doordrijven, en als er toch eens een gevoeliger onderwerp wordt aangesneden, dan probeer ik dat op een liefdevolle manier te omzeilen. Er is terug enige hartelijkheid van mijn kant en daardoor voel ik sinds kort voor het eerst sinds héél lang ook hun liefde. Omdat ik weet dat ze mij en mijn kinderen op hun manier wel heel graag zien. En ik zie hen graag. Ook al lijken ze voor mij nog altijd een beetje op aliens…